Wat kost het?

Al in de inleiding is gezegd: enerzijds zijn er uitgaven (het bedrag aan basisinkomen maal het aantal inwoners), anderzijds zijn er besparingen/extra inkomsten (minder uitvoeringskosten, extra belastingen). Helaas is dit sommetje betrekkelijk gecompliceerd. Zoals al blijkt uit de vorige hoofdstukken, levert het basisinkomen diverse bezuinigingen op. Die bezuinigingen zijn terug te vinden in bijna alle ministeriële begrotingen[1]. Het opsommen van deze bezuinigingen is erg complex.

Rutger Bregman rekent uit, dat een algemeen basisinkomen van € 960 per maand (dat is veel hoger dan de gebruikelijke experimenten) in totaal € 193,5 miljard per jaar zou kosten (ongeveer 30% van het BBP en ongeveer 60% van het overheidsbudget). In 2018 waren de uitgaven voor sociale uitkeringen €155,6 miljard (bron CBS). Het basisinkomen is niet zo erg veel meer en bespaart veel op de kosten (lang niet al die  uitgaven voor sociale uitkeringen komen bij de mensen terecht, veel ervan zijn “uitvoeringskosten”).

Wat zouden we kunnen vrijmaken voor  het Basisinkomen en hoe kunnen we dat betalen. Een aantal bronnen is:

  • extra belasting (vooral voor rijken, mn vermogensbelasting[2])
  • nieuwe belastingbronnen (bv Tobin-belasting (belasting op valutatransacties), erfbelasting, dividendbelasting)
  • vermindering van toeslagen en subsidies (let wel: niet afschaffing - zie verder)
  • vermindering uitvoeringskosten (Basisinkomen vraagt veel minder gegevensverwerking en controle)

Het Basisinkomen is niet alleen geschikt voor het verminderen van armoede, het is ook een hefboom voor het verminderen van ongelijkheid. Daarbij denken we vooral aan componenten van vermogens(groei), zoals dividend en erfbelasting. We hopen daarmee de GINI-coëfficient voor vermogens een stuk kleiner te maken, omdat vooral vermogens leiden tot vergroting van de ongelijkheid.

Ook als we een Basisinkomen kunnen betalen, dan nog hebben we de nodige problemen. Zo kan je in de rijksboekhouding niet zomaar uitvoeringskosten overhevelen naar uitkeringskosten. Ook moet er geschoven worden tussen lokaal en nationaal geld en met de WMO hebben we gezien welke ellende dat met zich mee kan brengen.

Politiek zullen er ook de nodige problemen zijn. Politici zijn er sterk in om geld twee keer te gebruiken. In het bijzonder zullen ze geneigd zijn om met een Basisinkomen alle toeslagen, kortingen, subsidies, etc. weg te willen strepen. Maar dat kan alleen, als er een Basisinkomen is dat aanzienlijk hoger is dan de bijstand (immers, al die regelingen zijn bedacht voor bijstandstrekkers) en dat is weer niet of nauwelijks te betalen.

Dit alles gezegd hebbend, kunnen we dan iets zinnigs opmerken over de nettokosten van een Basisinkomen?

Laten we beginnen met wat basale gegevens (tenzij anders vermeld afkomstig van CBS:-Statline):

  • het aantal inwoners in Nederland is ongeveer 18 miljoen
  • daarvoor zijn er ongeveer 16 miljoen ouder dan 15 jaar
  • er zijn bijna 500.000 bijstandstrekkers
  • de gemiddelde uitkering is €14000 per jaar, totaal dus zo’n €7 miljard
  • de (uitvoerings)kosten van de bijstand zijn totaal zo’n € 1,5 miljard
  • toeslagen en heffingskortingen worden geschat op €50 miljard (zie hieronder)
  • het minimuminkomen is ongeveer €13000 (voor een alleenstaande ouder dan 21 jaar)

Het NIBUD heeft op verzoek van de vereniging Basisinkomen enkele varianten van het Basisinkomen doorgerekend[3]. Voor de eenvoud geef ik hier de berekening van de meest vergaande variant.

Uitgangspunten

Een Basisinkomen van € 600,- per volwassene + € 600,- per huishouden + € 300,- per kind

a. Tarief inkomstenbelasting tweede en derde schijf van box 1 naar 50% en vierde schijf naar 72%

b. Afschaffen eigenwoningforfait

c. Afschaffen aftrek hypotheekrente

d. (Deels) afschaffen heffingskortingen:

    1 Algemene heffingskorting

    2 Arbeidskorting

    3 Ouderenkorting

    4 Inkomensafhankelijke combinatiekorting

    5 Jonggehandicaptenkorting

e. (Deels) afschaffen toeslagen:

    1 Zorgtoeslag

    2 Kindgebonden budget

    3 kinderopvangtoeslag

f. Handhaven huurtoeslag

g. Kinderbijslag naar € 300,- per kind (1e en 2e kind; € 100,- vanaf 3e kind)

 

Doorrekening bekostiging (alle bedragen in miljarden euro per jaar)

KOSTEN

Basisinkomen per persoon niet-AOW       77

Basisinkomen per persoon wel-AOW       29,7 +

Basisinkomen per huishouden                  56,2 +

Kinderbijslag naar € 300/€ 100                   8,1 +

Totaal kosten Basisinkomen                                             171 A

 

BATEN

(inverdieneffecten)

AOW/ANW uitkeringen                                39

WAO/WIA/Wajong uitkeringen                    11,5 +

WW uitkeringen                                             3,4 +

ZW uitkeringen                                               1 +

Participatiewet (bijstand)                               8 +

Studiefinanciering                                          5,1 +

Participatie fabriek                                         3 +

Totaal sociale zekerheid                                                      71 B

 

Afschaffen heffingskortingen                      51,5

Afschaffen hypotheekrenteaftrek               14 +

Afschaffen eigenwoningforfait                      3 +

Afschaffen KGB/KOT                                   9 +

Afschaffen zorgtoeslag                                 4 +

Totaal versimpelen belastingen                                           81,5 C

 

Besparing uitvoeringskosten                                                 3 D

Verhogen tarief 2e schijf                               7,7

Verhogen tarief 3e schijf                               6,2 +

Verhogen tarief 4e schijf                               2,4 +

Lastenverzwaringen                                                            16,3 E

KOSTEN – BATEN (A-B-C-D-E) = 0,8

Op deze wijze kan dus een Basisinkomen betaalbaar worden gemaakt. Uiteraard zijn hierop diverse varianten mogelijk. Er zijn ook andere bronnen met berekeningen (zie o.a. Website Vereniging Basisinkomen - Rekenmodellen). Belangrijker is, dat een land echt moet kiezen voor een basisinkomen en moet weten waarom. Daar gaan we het in het vijfde hoofdstuk over hebben.

 

Voetnoten:

[1] bv. Sociale Zaken, Onderwijs (studiefinanciering), economische zaken (belastingheffing en terugbetaling). Landbouw (subsidies voor boeren), Volksgezondheid (ziekteverzekeringen en verwanten)

[2] Uit de GINI-coëfficiënt (een maat voor ongelijkheid)blijkt, dat Nederland redelijk gelijke inkomens heeft, maar sterk ongelijke vermogens (coëfficiënt is ~0,3 vs ~0,8). Het idee om vooral vermogens veel sterker te belasten komt o.a. van Piketty.

[3] Inkomenseffecten van het Basisinkomen 2.0 NIBUD 2019

 

 

Vragen en reacties naar sblom@wxs.nl

 

Foto door Karolina Grabowska via Pexels